Het orgel in onze kerk bestaat eigenlijk uit twee verschillende orgels, die vroeger los van elkaar dienst deden in de Ned. Herv. Kerk in De Lier en in de kerk in De Glind. Zeker is, dat het orgel dat uit De lier komt, een veel grotere geschiedenis heeft, dan het orgel uit De Glind. Er is vrijwel niets bekend over de afkomst van het orgel uit De Glind.

Het orgel uit De Lier is vermoedelijk gebouwd door een zekere Heineman, die het orgel omstreeks 1781 bouwde voor een kerk, waarschijnlijk in Duitsland. Het betrof een mechanisch één-klaviers orgel met een aangehangen pedaal. Het orgel had de volgende dispositie (samenstelling):

Prestant 8`

Aangehangen pedaal.

Holpijp 8` (C0-H0 hout)

 

Viola di Gamba 8` (C0-H0 Holpijp)

 

Octaaf 4`

 

Fluit 4`

 

Quint 2 2/3` (vanaf C1)

 

Octaaf 2`

 

Cornet 2-3 sterk disc. (vanaf F1)

 

Mixtuur 2-3 sterk

 

Trompet 8`  basc./disc.

Aantal stemmen: 10

Dhr. A.Hoek (1807-1885), arts te  ’s Gravenhage, kocht het orgel in 1869 en schonk het aan de Ned. Herv. Kerk in De Lier. Het orgel is daar toen geplaatst door orgelbouwer K.M. van Puffelen uit Zaltbommel. Tijdens het plaatsen werd enig oud pijpwerk verwijderd. Dit betrof de stemmen Viola di Gamba 8’ en Quint 2 2/3’. Op de vrijgekomen plaatsen werd er een Bourdon 16’ geplaatst.  Hierdoor kwamen baspartijen beter tot hun recht en bood het orgel een betere basis bij het begeleiden van gemeentezang.

Het orgel had na plaatsing de volgende dispositie:

Bourdon 16’

Aangehangen pedaal.

Prestant 8`

 

Holpijp 8` (C0-H0 hout)

 

Octaaf 4`

 

Fluit 4`

 

Octaaf 2`

 

Cornet 2-3 sterk disc. (vanaf F1)

 

Mixtuur 2-3 sterk

 

Trompet 8`  basc./disc.

Aantal stemmen: 9

 Tot 1925 bleef dit orgel in De Lier. In dat jaar werd het orgel te koop aangeboden, door een advertentie in “De Standaard” te plaatsen. In Zwartebroek was in dat jaar een Gereformeerde Kerk gebouwd en was er behoefte aan een volwaardig orgel in de kerk. Daarom werd het orgel uit De Lier gekocht. Voor het orgel is destijds 900 gulden (€ 410) betaald.

In 1926 werd het orgel overgeplaatst naar de Gereformeerde Kerk in Zwartebroek. Deze overplaatsing vond plaats door orgelmaker N.A. van Dam uit Utrecht. Hij werd hierbij geholpen door ene Tijsseling uit Barneveld. Het orgel werd destijds op de galerij achterin de kerk geplaatst. In het voorjaar van 1927 is het orgel in gebruik genomen. De windvoorziening was toen nog steeds handmatig. Tijdens een dienst waren er dus een organist en een zgn. orgeltrapper (calcant) nodig. De orgeltrapper stond op twee hefbomen, die hij op en neer moest bewegen. Dit was een vermoeiend karwei. Bij dit orgel was één orgeltrapper voldoende, maar bij grotere orgels met meerdere blaasbalgen was vaak een heel team van orgeltrappers in de weer om het orgel van voldoende wind te voorzien. Daarnaast was de winddruk nooit helemaal constant, waardoor er een zweverige, licht ontstemde klank ontstond. In 1943 kreeg het orgel een elektrische windvoorziening.

In de jaren 1951 en 1952 werkte orgelmaker Leeflang uit Apeldoorn aan dit instrument. Er vond onderhoud plaats en ook een wijziging in de dispositie: de Bourbon 16` werd weer weggenomen en Leeflang plaatste een Viola di Gamba 8` en een Quint 2 2/3`.

In 1964 werd de kerk herbouwd. Het gebouw werd hierbij, op de toren na, volledig afgebroken. En een nieuwe gebouw tegen de oude toren aan gebouwd. Het orgel werd afgebroken en opgeslagen op de zolder van de pastorie. Na de bouw vond men het orgel te klein. Orgelbouwer M.K. Koppejan uit Ederveen kreeg de opdracht de kerk te voorzien van een passend orgel. Adviseur hierbij was dhr. J. v. Rootselaar uit Nijkerk.

Het orgel uit de kerk in De Glind is toen gekocht. Koppejan heeft van het orgel uit De Glind en het voormalige orgel, dat nog op de zolder van de pastorie stond, een nieuw orgel gebouwd. In tegenstelling tot het oude kerkgebouw, werd het orgel nu op een galerij voorin de kerk geplaatst. Het oude orgel gebruikte hij als hoofdwerk, het orgel uit De Glind als bovenwerk. Bovendien plaatste hij zelfstandige registers pijpwerk voor het pedaal. Zo ontstond een twee-klaviers orgel met een vrij pedaal. De manualen hadden een mechanische tractuur (overbrenging), terwijl het pedaal een elektrische tractuur had. Het orgel had na de verrichte werkzaamheden de volgende dispositie:

Hoofdwerk (manuaal 1)

Bovenwerk (manuaal 2)

Pedaal

Prestant 8`

Bourdon 8’ (C0-H0 hout)

Subbas 16’ (hout)

Holpijp 8` (C0-H0 hout)

Prestant 4’

Gedekt 8’ (hout, uit Subbas)

Viola di Gamba 8` (C0-H0 Holpijp)

Roerfluit 4’

Prestant 4’

Octaaf 4`

Nasard 2 2/3’

Fagot 16’

Fluit 4`

Woudfluit 2’

 

Quint 2 2/3’ (vanaf C1)

Terts 1 3/5’

Speelhulpen:

Octaaf 2`

Hobo 8’

Koppel Man1 + Man2

Cornet 2-3 sterk disc. (vanaf F1)

 

Koppel Pedaal + Man1

Mixtuur 2-3 sterk

Manuaal mechanisch

Koppel Pedaal + Man2

Trompet 8`  basc./disc.

Pedaal elektrisch

Tremulanten HW + BW



 Op 22 september 1966 werd het orgel in gebruik genomen.

Toen in 1964 het “nieuwe” orgel gebouwd werd, is het oude orgelfront weggedaan, omdat het in een slechte staat verkeerde. Het is toen gegeven aan dhr. L. Wynia. Dhr. L. Wynia is diverse keren verhuisd en telkens verhuisde het front mee. De bewaarplaatsen waren niet altijd even ideaal en het front is ook niet altijd droog gebleven. In 1982 werd het ontbreken van het oude front toch als een gemis gezien. Toenmalig organist G. v. Moolenbroek zocht contact met dhr. L. Wynia. Hij was bereid om het oude front weer voor niets af te staan, als het maar een goede bestemming kreeg. De beste bestemming was het orgel waar het front al bijna twee eeuwen voor gestaan had. Het orgel was inmiddels alleen wel omgebouwd door Koppejan, waardoor de afmetingen van de orgelkas gegroeid waren. Daarnaast was het oude front in een zeer slechte staat. De sierpijpen ontbraken zelfs helemaal. Het oude front kon er dus niet zomaar voorgezet worden.

Het oude front had vijf panelen waar 43 sierpijpen op waren bevestigd. Op het nieuwe front zijn 49 sierpijpen aangebracht. Het verbreden van het front gaf heel veel werk,  want alles moest weer passen en zo origineel mogelijk blijven. Evert van`t Hof heeft het houtsnijwerk gedaan en Cor v.d. Peut en Gert v. Beek het timmerwerk. Het schilderwerk is gedaan door Jan Brons.

In de periode na 1966 werd het onderhoud van het orgel uitgevoerd door toenmalig organist G. v. Moolenbroek. Hij wist het orgel lange tijd aan de praat te houden. Na de millenniumwisseling bleek het orgel al een aantal jaren geen onderhoud meer gehad te hebben. Het orgel verkeerde toen in een slechte staat. Zowel de mechaniek als het pijpwerk. Er is overwogen om een ander orgel aan te schaffen, maar uiteindelijk is besloten om het orgel te restaureren.

In het voorjaar van 2002 begon fa. Hendriksen en Reitsma uit Nunspeet aan het groot onderhoud.  Adviseur hierbij was organist Evert v.d. Veen uit Voorthuizen. Het orgel werd van binnen volledig gedemonteerd. Het pijpwerk werd opgeslagen in de kelder van de kerk en het pijpwerk dat gerestaureerd moest worden ging naar de werkplaats in Nunspeet. Een gedeelte van het pijpwerk stamt overigens nog steeds uit 1781. Veel pijpen vertoonden scheuren en/of afgebroken stemkrullen door het veelvuldig stemmen van het orgel. Op de trompet na, zijn alle registers pijpwerk hersteld. De trompet is volledig vernieuwd.

Toen het orgel van binnen leeg was, is de orgelkas door Klaas v. Leeuwen en Cor v.d. Peut voorzien van een “dak”. Hierdoor kan het geluid het orgel voortaan alleen nog door het front verlaten, wat de klank ten goede komt.

Ook de mechaniek heeft de nodige wijzigingen en onderhoud ondergaan. Het pedaal had nog steeds een elektrische tractuur, die niet al te betrouwbaar meer was. Deze is vervangen door een mechanische tractuur, zoals deze ook bij de manualen aanwezig is. De windlade van het pedaal is vervangen. Hiervoor in de plaats is een windlade gekomen uit een ander orgel dat afgebroken is. Deze windlade heeft, in tegenstelling tot de oude windlade, het voordeel dat deze gebouwd is voor vier volledige registers pijpen. Fa. Hendriksen en Reitsma heeft van het register Gedekt 8’, welke voorheen gedeeltelijk uit de Subbas 16’ kwam, een volledig zelfstandig register gemaakt, door extra pijpen toe te voegen. Verder zijn de mechanische verbindingen van de manualen, eht pedaal en de registertrekkers hersteld of vernieuwd. De manualen en het pedaal zelf zijn voorzien van nieuw vilt onder en tussen de toetsen en zijn opnieuw afgesteld. De kast om de orgelmotor is beter geïsoleerd tegen geluid en er zijn extra looppaden in het orgel gemaakt, zodat onderhoud makkelijker uitvoerbaar is.

Op 4 oktober 2002 is het orgel, na een restauratie van 6 maanden, weer in gebruik genomen met een bespeling van het orgel door de vaste organisten van onze kerk en Evert v.d. Veen.

Het orgel is nu volledig in onderhoud bij Hendriksen en Reitsma orgelbouw en wordt één keer per jaar volledig gestemd en nagekeken. Het orgel telt 21 registers en bestaat uit ruim 1200 pijpen van zowel metaal als hout.

De huidige dispositie:

Hoofdwerk (manuaal 1)

Bovenwerk (manuaal 2)

Pedaal

Prestant 8`

Bourdon 8’ (C0-H0 hout)

Subbas 16’ (hout)

Holpijp 8` (C0-H0 hout)

Prestant 4’

Gedekt 8’ (hout)

Viola di Gamba 8` (C0-H0 Holpijp)

Roerfluit 4’

Prestant 4’

Octaaf 4`

Nasard 2 2/3’

Fagot 16’

Fluit 4`

Woudfluit 2’

 

Quint 2 2/3’ (vanaf C1)

Terts 1 3/5’

Speelhulpen:

Octaaf 2`

Hobo 8’

Koppel Man1 + Man2

Cornet 2-3 sterk disc. (vanaf F1)

 

Koppel Pedaal + Man1

Mixtuur 2-3 sterk

 

Koppel Pedaal + Man2

Trompet 8`  basc./disc.

Tractuur volledig mechanisch

Tremulanten HW + BW

X